Jij bent de Lente
Aanschouw de mijmering van mijn ziel,
beneveld van de troostrijke golven...
van een weder aanraking.
De tere aanraking van dauw met gras.
Van licht met donker, van de ontwaking
in de schemering van de dageraad.
Van zonnestralen in een lenteochtend.
Van het zachte gefluister van geest tot geest.
De omhelzing... de versmelting van
de broze blaadjes van een klaproos.
Beluister de schreeuw van een ziel,
doordrongen van onze onstuimige dans.
Van de lieflijke stoten … van de zee.
Het spel tussen golven en zand.
De verstrengeling van de wortels
van een boom in de vochtige aarde.
Beneveld van de bloesem van liefde
slaap ik vannacht
in jouw weelderige omarming,
getroost door de warme melkgeur
van jouw kloppende hart.