Hooglied van Een Eenzame Minnaar
1.
Op mijn bed zocht ik in de nachten
haar die ik innig liefheb.*
Ik snakte naar haar geur op de kussens.
Ik verzocht het gefluister van haar ademhaling.
Ik woelde in mijn bed van verlangen
naar haar naaktheid.
Mijn ruwheid begeerde haar zachtheid.
De slaap verliet mij aan de eenzaamheid
en ik zocht haar tussen mijn gedichten.
Mijn geliefde is een Hooglied dat mijn hart zingt.
Mijn geliefde is mij een mooie droom
die tussen mijn armen overnacht.
Op mijn bed zocht ik in de nachten
haar die ik innig liefheb.
En ik vond slechts het gemis.
2.
In mijn slaap waak ik vannacht
over het vuur van verlangen
naar haar die ik innig liefheb.
Mijn verlangen is zoete smart.
Overweldigende tinteling van lijf en geest.
Tot op de bodem van haar beker
zou ik mijn geliefde willen opdrinken.
Haar diepste zal ik doorgronden
in volle toewijding.
Van alle vrouwen zoek ik in de nachten
slechts haar die ik innig liefheb,
en haar verzoek ik tot mijn enige lief.
3.
Zij die ik innig liefheb.
Mijn vriendin… mijn minnares.
Met haar spreek ik over smart en geluk.
Zij vraag ik tot metgezel
op mijn ontdekkingsreizen.
Op mijn bed zocht ik in de nachten
en ik vond slechts een bericht:
ZIJ: bericht ter afscheid
Ik vertrek met de trekvogels
en keer terug als een nieuw seizoen.
Jouw ruwheid zal ik met dauw verzachten.
Jouw smart zal ik met warmte ontspannen.
Jouw verlangen is mijn verlangen.
In jouw bed houd jij in de nachten
het verlangen in toom mijn vos.
Al zou de prins de vos temmen,
jij bent nog ongetemd mijn prins.
Op jouw bed zoek je mij
tussen de lakens, mijn lief.
Zoek mij liever in jouw verbeelding,
want ik ben slechts een Hooglied.
* Aangepast uit Het boek Hooglied (Het lied der liederen), Oude Testament.